(Op één mei geven de Fransen elkaar lelietjes-van-dalen.)
Le premier mai, la fête du travail, les Français s'offrent ........ .
Welk woord past NIET in deze zin?
J'ai appelé mon chien et il est venu ........ (meteen).
Madeleine est ........ (dokter) et sa cousine est pharmacienne.
Hoe zeg je: Zij waren heel bang.