Lucie ........ (is thuis gebleven) tout l'été.
Hoe benoemen we in de grammatica de drie werkwoordsvormen avons, appuyez, entendrons (in de volgorde waarop ze op het bord staan)?
(Ik ga graag uit met die vrienden, ze zijn probleemloos.)
J'aime sortir ........ ces amis, ils sont ........ problème.
(Moet je rekening houden met de zwaarte van het werk om de pensioengerechtigde leeftijd te weten te komen?)
Faut-il tenir compte de ........ au travail pour savoir l’âge de la retraite ?