le présent/ tegenwoordige tijd
De regelmatige werkwoorden worden verdeeld in 3 groepen, namelijk de werkwoorden die eindigen op '- er', '- ir' en '- re'.
De grootste groep vormen de werkwoorden op '- er'.
Werkwoorden op '-er.'
Bijvoorbeeld parler, donner, aimer, habiter, ....
Je maakt de tegenwoordige tijd door 'er' van het hele werkwoord af te halen. Je houdt dan de stam over. Vervolgens komen de volgende uitgangen achter de stam:
Je parle | Ik praat |
Tu parles | Jij praat |
Il parle | Hij praat |
Elle parle | Zij praat |
On parle | Men praat/we praten |
Nous parlons | Wij praten |
Vous parlez | Jullie praten/ u praat |
Ils parlent | Zij praten |
Elles parlent | Zij praten |
Werkwoorden op '-ir'.
Bijvoorbeeld: finir, choisir, réussir, ...
Je maakt de tegenwoordige tijd door 'ir' van het hele werkwoord af te halen. Je houdt dan de stam over. Vervolgens komen de volgende uitgangen achter de stam:
Je finis | Ik eindig |
Tu finis | Jij eindigt |
Il finit | Hij eindigt |
Elle finit | Zij eindigt |
On finit | Men eindigt/we eindigen |
Nous finissons | We eindigen |
Vous finissez | Jullie eindigen/ u eindigt |
Ils finissent | Zij eindigen |
Elles finissent | Zij eindigen |
Werkwoorden op '-re'.
Bijvoorbeeld: vendre, attendre, répondre,...
Je maakt de tegenwoordige tijd door 're' van het hele werkwoord af te halen. Je houdt dan de stam over. Vervolgens komen de volgende uitgangen achter de stam:
Je vends | Ik verkoop |
Tu vends | Jij verkoopt |
Il vend | Hij verkoopt |
Elle vend | Zij verkoopt |
On vend | Men verkoopt/we verkopen |
Nous vendons | Wij verkopen |
Vous vendez | Jullie verkopen/u verkoopt |
Ils vendent | Zij verkopen |
Elles vendent | Zij verkopen |
Een aantal werkwoorden is wel regelmatig maar heeft in de vervoeging (bij een aantal persoonlijke voornaamwoorden) een kleine wijziging in de spelling in verband met de uitspraak:
Werkwoorden met 'ger' krijgen een extra 'e' na de 'g' indien die voor de letters a, o, u staat:
wij eten | nous mangeons |
wij bewegen | nous bougeons |
Bij werkwoorden met ' yer' verandert de 'y' in een 'i' voor een stomme 'e' in de uitgang.
Ik stuur | J'envoie |
Jij stuurt | Tu envoies |
Hij stuurt/zij stuurt | Il envoie/elle envoie |
Werkwoorden met 'cer' krijgen een cédille onder de 'c' indien die voor de letters a, o, u staat:
wij beginnen | nous commençons |
wij kondigen aan | nous annonçons |
Werkwoorden zoals 'lever' krijgen een accent grave (`) voor een stomme 'e' in de uitgang.
Ik sta op | Je me lève |
Jij staat op | Tu te lèves |
Hij/Zij staat op | Il/Elle se lève |
Zij staan op | Ils/Elles se lèvent |
Werkwoorden zoals 'préférer' veranderen de é in è voor een stomme 'e' in de uitgang.
Ik heb liever | Je préfère |
Jij hebt liever | Tu préfères |
Hij/Zij heeft liever | Il/Elle préfère |
Zij hebben liever | Ils/Elles préfèrent |
Werkwoorden met 'ter' krijgen er een 'tt' voor een stomme 'e' in de uitgang.
Ik betreur |
Je regrette |
Jij betreurt | Tu regrettes |
Hij/Zij betreurt |
Il/elle regrette |
Zij betreuren |
Ils/elles regrettent |
Werkwoorden met 'ler' krijgen er een dubbele 'l' voor een stomme 'e' in de uitgang.
Ik heet | Je m'appelle |
Jij heet | Tu t'appelles |
Hij/zij heet | Il/elle s'appelle |
Zij heten | Ils/elles s'appellent |
extra voorbeelden en oefeningen op
en ook op