Wat is de juiste spelling van ‘wij geloven’.
Nous ........
(Op de winkelruit staat met grote letters :
'Uitverkoop! Neem onze kleren mee tegen een gereduceerde prijs!')
'Soldes ! ........ nos vêtements à des prix réduits !'
(De negende verdieping van het flatgebouw is in brand gevlogen.)
Le ........ étage de l’immeuble a pris feu.
Tu cherches ton carnet? Il est dans ........ (de kast).