Je cherche, tu cherches, il/elle/on cherche, nous cherchons, vous cherchez, ils/elles cherchent
tu cherchais = jij zocht (verleden tijd dus)
ta chambre = je slaapkamer
à côté de ton lit = naast je bed

Zie ook de pagina tegenwoordige tijd.

sept cent soixante-douze = 772
'cents' (met -s) gebruik je alleen als er verder niets meer achter komt : sept cents = 700

Zie ook de pagina telwoorden.

Wanneer je met 'Jawel' wilt antwoorden op een vraag die een ontkenning inhoudt, gebruik je 'Si'. En dus niet 'Oui'. Ook als je met 'toch wel' kunt antwoorden, moet je 'si' gebruiken.
Vertaling: Heeft zij haar haar niet geverfd? Jawel, ze heeft het vorige week geverfd!
Een reflexief werkwoord: se teindre les cheveux, en dat wordt vervoegd met 'être'.
Eh bien = welnu
Naturellement = natuurlijk

Zie ook de pagina conversatietaal.

sur = bovenop
derrière = achter
à = naar; naar de = au

Zie ook de pagina voorz. van plaats.