un gâteau = een koek of gebak
une religieuse au chocolat = een soort tompouce met vulling van chocoladepudding
une cloche = een (kerk-)klok
une pâte brisée = een zanddeeg
une praline = een bonbon (Belgisch Frans)

Zie ook de pagina idioom.

le compte = de rekening
le crayon = het potlood
le surligneur = de markeerstift
le trombone = de paperclip en ook de trombone (schuiftrompet)
En: la calculatrice = de rekenmachine

Zie ook de pagina Zelfstandig naamwoord.

'En' kan een lijdend voorwerp vervangen waar een delend lidwoord voor staat (du, de la, de l', des). Het komt vóór de persoonsvorm. Staat er een infinitief in de zin, dan komt het vóór de infinitief.
Was de vraag geweest: 'Tu as mangé la viande?' of 'Tu as mangé ta viande', dan was het antwoord geweest: 'Non, je ne l'ai pas mangée.' Er wordt alleen geïnformeerd of men vlees heeft gegeten.
De antwoorden in de opgave (met 'jamais') geven aan dat we met een vegetariër te maken hebben.

Zie ook de pagina en / y.

Ainsi = zo, op die manier
En fait = in feite
Sans aucun doute = zonder enige twijfel

Zie ook de pagina voegwoorden.