En été, mes amis aiment ........ faire du camping au bord de la mer.
In de zomer vinden mijn vrienden het leuk om aan zee te kamperen.
Het werkwoord 'aimer' krijgt geen voorzetsel. Het wordt altijd gevolgd door een heel werkwoord of door een bepaald lidwoord. Ook als er een woord van hoeveelheid of een ontkenning staat. Hetzelfde geldt voor de werkwoorden: adorer, préférer, détester.
J'aime jouer au tennis.
J'aime le tennis
J'aime beaucoup le tennis.
Je n'aime pas le tennis
Zie ook de pagina
vaste combinaties.