(Ik eet altijd fruit.)
Je ........ toujours des fruits.
Je t’ai ........ (gewacht) pendant une heure.
(Jullie kinderen zijn in de keuken.)
........ enfants sont dans la cuisine.
In een recept staat, nadat je bouillon hebt getrokken, dat je alvorens de soep verder te bereiden moet 'dégraisser'. Wat moet je doen ?