26 NOV (klik op een pijltje om naar een andere datum te bladeren)
De deelnemers op niveau 1 hebben de test van 26-11-2024 zo ingevuld:
Hij is geen Fransman.
Il est ne pas Français.
Il n'est Français.
Il ne pas est Français. Il n'est pas Français.
De ontkenning bestaat uit twee woorden: 'ne/n'' en 'pas'. Deze staan rond de persoonsvorm 'est'. Dat is in de andere zinnen niet het geval. De inwoners van een land worden met een hoofdletter geschreven: Français. Het bijvoeglijk naamwoord of de taal met kleine letter: français.
Il ne jamais mange de choux de Bruxelles. Il ne mange jamais de choux de Bruxelles.
Il mange ne jamais de choux de Bruxelles.
De ontkenning 'nooit' bestaat uit twee woorden: "ne' en 'jamais'. Deze staan rond de persoonsvorm, hier: 'mange'. Dat is in de andere zinnen niet het geval. Na'jamais' en 'plus' en 'moins' komt steeds 'de' als verbinding met het zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: Il n'y a plus de pain = Er is geen brood meer.
Dat hier geen afval mag worden gegooid. Dat het groenafval rechts van dit bord gegooid moet worden.
Dat hier een tuincentrum is.
Dat de groene hesjes hier liggen.
Les déchets verts = het groenafval. De 'Groenen' = les 'Verts'. Een bijeenkomst = une réunion. Een tuincentrum = une jardinerie. Een hesje = un gilet.