MOB-versie | Naar grote versie



vorm bijv. nw.

adjectif

 

Algemeen

Het bijvoeglijk naamwoord past zich altijd aan het zelfstandig naamwoord aan ( dat heet 'het accord').

  • Staat een mannelijk zelfstandig naamwoord in het enkelvoud, dan blijft het onveranderd.
  • Staat een mannelijk zelfstandig naamwoord in het meervoud, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord een extra –s
  • Is het zelfstandig naamwoord vrouwelijk en staat het in het enkelvoud, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord een extra –e
  • Staat een vrouwelijk zelfstandig naamwoord in het meervoud, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord een extra –es

Indien het onderwerp bestaat uit bijvoorbeeld een man en een vrouw, of uit een mannelijk en vrouwelijk zelfstandig naamwoord, dan krijgt het altijd de mannelijke vorm meervoud! De bijvoeglijke naamwoorden bij landennamen worden met een kleine letter geschreven.

 

Je krijgt dan het volgende schema:

 

 

Mannelijk

Vrouwelijk

Enkelvoud

 

-

 

 

+e

 

Meervoud

 

+s

 

 

+es

 

 

Voorbeelden:

 

Un vélo bleu Deux vélos bleus
Une voiture bleue Deux voitures bleues
Un grand cadeau Trois grands cadeaux
Une grande maison Trois grandes maisons

 


C'est un produit français

(Het is een Frans product)


Ce sont des roses françaises

Het zijn Franse rozen)

 

Geen verandering

Indien een bijvoeglijk naamwoord in de 'vaste' vorm (mannelijk enkelvoud) al op een e eindigt, dan krijgt het bij de vrouwelijke vorm geen extra e.

 

Voorbeelden:

Il est jeune
(Hij is jong)
Elle est jeune
(Zij is jong)

Papa est honnête

(Papa is eerlijk)

Maman est honnête

(Mama is eerlijk)

 

 

-er  >  -ère

Indien een bijvoeglijk naamwoord in de ‘vaste’ vorm (mannelijk enkelvoud) op -er eindigt, dan verandert dit in -ère bij de vrouwelijke vormen van het bijvoeglijk naamwoord.

 

Voorbeelden:

  • Monsieur Blin est très fier de toi!
    Meneer Blin is heel trots op je!
  • Mes parents sont très fiers de toi!
    Mijn ouders zijn erg trots op je!
  • Madame Régnier est très fière de toi!
    Mevrouw Régnier is heel trots op je!
  • Mes soeurs sont très fières de toi!
    Mijn zussen zijn erg trots op je!

    Let op: de uitspraak van het woord fier verandert niet!
    [fjεr]

  • Le dernier clip de Zaz est superbe!
    De laatste clip van Zaz is super!
  • Les derniers clips de Zaz sont superbes!
    De laatste clips van Zaz zijn super!
  • La dernière chanson de Zaz est superbe!
    Het laatste liedje van Zaz is super!
  • Les dernières chansons de Zaz sont superbes!
    De laatste liedjes van Zaz zijn geweldig!

Zo ook:

  • léger – légère

 

-et  >  -ète

Indien een bijvoeglijk naamwoord in de 'vaste' vorm (mannelijk enkelvoud) op -et eindigt, dan verandert dit in -ète bij de vrouwelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

 

Voorbeelden:

  • L’hôtel est complet.
    Het hotel is vol.
  • Les hôtels sont complets.
    De hotels zijn vol.
  • La famille est complète.
    De familie is compleet.
  • Les familles sont complètes.
    De families zijn compleet.

Zo ook:

  • secret – secrète
  • inquiet – inquiète

 

-f  >  -ve

Indien een bijvoeglijk naamwoord in de 'vaste' vorm (mannelijk enkelvoud) op een -f eindigt, dan verandert dit in -ve bij de vrouwelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

 

Voorbeelden:

  • Ce groupe est très actif.
    Deze groep is erg actief.
  • Ces groupes sont très actifs.
    Deze groepen zijn erg actief.
  • Cette équipe est très active.
    Dit team is erg actief.
  • Ces équipes sont très actives.
    Deze teams zijn erg actief.

Zo ook:

  • neuf – neuve
  • vif – vive
  • bref – brève

 

-x  >  -se

Indien een bijvoeglijk naamwoord in de ‘vaste’ vorm (mannelijk enkelvoud) op –x eindigt, dan verandert dit in –se bij de vrouwelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

 

Voorbeelden:

  • Jérémy est heureux.
    Jérémy is gelukkig.
  • Jérémy et Jean sont heureux.
    Jérémy en Jan zijn gelukkig.
  • Jérémy et Laura sont heureux.
    Jérémy en Laura zijn gelukkig.
  • Laura est heureuse.
    Laura is gelukkig.
  • Laura et Chantal sont heureuses.
    Laura en Chantal zijn gelukkig.

Zo ook:

  • curieux - curieuse
  • jaloux - jalouse
  • malheureux - malheureuse
  • amoureux - amoureuse

Maar:

  • faux – fausse
  • roux – rousse
  • doux – douce

 

-c  > -que

Indien een bijvoeglijk naamwoord in de 'vaste' vorm (mannelijk enkelvoud) op -c eindigt, dan verandert dit in -que bij de vrouwelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

 

Voorbeelden:

 

  • C’est un train turc.
    Dat is een Turkse trein.
  • C’est une voiture turque.
    Dat is een Turkse auto.
  • Mon père est Turc.
    Mijn vader is Turks. (= een Turkse man)
  • Ma mère est Turque.
    Mijn moeder is Turks. (= een Turkse vrouw)

Zo ook:

  • public – publique
  • chic - chique

Maar:

  • grec – grecque
  • blanc – blanche
  • franc – franche
  • sec – sèche

 

-el  >  -elle

Indien een bijvoeglijk naamwoord in de 'vaste' vorm (mannelijk enkelvoud) op –el, -en, -on, -as, -ais, -(e)il en -os eindigt, dan krijgt de vrouwelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord een dubbele medeklinker + een extra -e.

 

Voorbeelden:

  • naturel – naturelle
  • moyen – moyenne
  • bas – basse
  • bon – bonne
  • épais – épaisse
  • pareil – pareille
  • gentil – gentille
  • gros - grosse

 

Bijvoeglijk naamwoord met 3 vormen in het enkelvoud

Sommige bijvoeglijk naamwoorden hebben een extra vorm. Deze vorm gebruik je indien het mannelijk zelfstandig naamwoord met een klinker of een stomme h begint.

 

Mannelijk

Mannelijk,

beginnend met een

klinker of stomme h

Vrouwelijk

beau

bel

belle

nouveau

nouvel

nouvelle

vieux

vieil

vieille

fou

fol

folle

mou

mol

molle

 

Voorbeelden:

  • un vieux monsieur = een oude meneer
  • un vieil arbre = een oude boom
  • une vieille dame = een oude dame

 

Kleuren

We kunnen kleuren onderscheiden in twee soorten bijvoeglijke naamwoorden, namelijk:

  1. variabele kleuren: deze passen zich aan het zelfstandig naamwoord aan
  2. invariabele kleuren: deze blijven hetzelfde en passen zich dus niet aan het zelfstandig naamwoord aan

Kleuren die ergens van afkomstig zijn, bijvoorbeeld van een vrucht of een (vruchtdragende) boom, behoren tot de invariabele kleuren.

 

Voorbeeld:

  • un T-shirt orange – deux T-shirts orange

zo ook:

  • citron
  • marron
  • kaki
  • cerise

 

Ook samengestelde bijvoeglijke naamwoorden, zoals lichtblauw en appelgroen, behoren tot de invariabele kleuren.

 

Voorbeelden:

  • bleu foncé
  • blanc cassé
  • jaune pâle
  • rouge vif
  • vert pomme

 

Alle overige kleuren zijn variabele kleuren en passen zich dus aan het zelfstandig naamwoord aan. De algemene regel (zie hierboven) is dan van toepassing.

 

Voorbeeld:

  • un vélo noir – une voiture noire

zo ook:

  • vert
  • bleu
  • rouge
  • jaune
  • blanc





Help | Contact  |  Instellingen  |  


Beter Spellen Beter Rekenen NU Beter Engels NU Beter Duits NU Beter Frans NU Beter Spaans Beter Bijbel



Martin van Toll Producties
in samenwerking met
Fundgrube Deutsch