Als het persoonlijk voornaamwoord lijdend voorwerp is, dan gebruik je:
me/m' | mij |
te/t' | jou |
le/l' | hem |
la/l' | haar |
nous | ons |
vous | jullie/u |
les | hen (m/v) |
Bijvoorbeeld:
Waar zet je deze voornaamwoorden in de zin?
Ze staan voor een vervoegde werkwoordvorm (persoonsvorm) of voor een heel werkwoord.
Bijvoorbeeld:
UITZONDERINGEN:
Bij de werkwoorden faire, laisser, entendre, voir, envoyer, regarder, écouter en sentir (FLEVERES),gevolgd door een infinitief (het hele werkwoord) staat het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp vóór de vorm van de genoemde werkwoorden.
Bij andere werkwoorden komt het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp vlak voor de infinitief (hele werkwoord): Il veut la voir, il préfère la regarder.
SPECIAAL:
Wanneer er meerdere persoonlijk voornaamwoorden in een zin voorkomen is de volgende volgorde verpicht:
me te se nous vous |
le la les |
lui leur |
y |
en |
Er is een eenvoudige regel die in standaardzinnen opgaat:
'lui' (mannelijk en vrouwelijk) en 'leur' staan altijd direct voor het werkwoord. De anderen (me / te / se / nous/ vous) staan direct achter het onderwerp of na 'ne' als er een ontkenning in de zin staat.