Als het persoonlijk voornaamwoord meewerkend voornaamwoord is, gebruik je:
me/m' | mij |
te/t' | jou |
lui | hem/haar |
nous | ons |
vous | jullie/u |
leur | hun (m/v) |
Bijvoorbeeld:
Waar zet je deze voornaamwoorden in de zin?
Vóór de vervoegde werkwoordvorm (persoonsvorm) of voor het hele werkwoord.
Bijvoorbeeld:
Wanneer er meerdere persoonlijk voornaamwoorden in een stellende zin voorkomen is de volgende volgorde verpicht:
me te se nous vous |
le la les |
lui leur |
y |
en |
Er is een eenvoudige regel die in standaardzinnen opgaat:
'lui' (mannelijk en vrouwelijk) en 'leur' staan altijd direct voor het werkwoord. De anderen (me / te / se / nous/ vous) staan direct achter het onderwerp of na 'ne' als er een ontkenning in de zin staat.
Wanneer er een voorzetsel staat voor het meewerkend voorwerp, of wanneer de volgorde is omgedraaid, veranderen er enkele:
'me' wordt 'moi' - donne-le-moi
te wordt toi - j'ai pensé à toi
leur wordt eux - donne-le à eux