MOB-versie | Naar grote versie



betrekkelijk vnw.

le pronom relatif

 

Als onderwerp is het betrekkelijk voornaamwoord altijd qui.

Als lijdend voorwerp is het betrekkelijk voornaamwoord altijd que.

  • La voiture qui se trouve dans la rue.
    De auto die zich in de straat bevindt.
  • La voiture que j'ai mise dans le garage.
    De auto die ik in de garage heb gezet.

Betrekkelijk voornaamwoord na een voorzetsel: let op het woord waar het naar verwijst:

- naar een persoon? Dan qui:

  • L' ami avec qui je vais en vacances.

- naar een ding, een dier, of een persoon?        Dan lequel/laquelle/lesquels/lesquelles:

  • Le livre dans lequel il y a des images.
  • La fête pour laquelle j'achète les cadeaux.
  • Les livres avec lesquels je me prépare à l'examen.
  • Les fleurs parmi lesquelles il y a des roses.

Let op:

à + lequel = auquel

à + lesquels = auxquels

à + lesquelles = auxquelles

Betrekkelijk voornaamwoord na het voorzetsel 'de'

Verwijst het betrekkelijk voorwerp naar iets of iemand? En komt er geen voorzetsel voor? Dan dont:

  • L'élève dont je parle.
  • Les amis dont je regarde les photos.
  • La voiture dont je parle.
  • Les voitures dont je parle.





Help | Contact  |  Instellingen  |  


Beter Spellen Beter Rekenen NU Beter Engels NU Beter Duits NU Beter Frans NU Beter Spaans Beter Bijbel



Martin van Toll Producties
in samenwerking met
Fundgrube Deutsch