nabije toekomende tijd - le futur proche
De nabije toekomende tijd drukt uit dat er iets zeer binnenkort gaat gebeuren. Hierbij gebruik je aller + infinitif , bijvoorbeeld : le train va partir = de trein staat op het punt te vertrekken.
De futur proche wordt veel gebruikt in de spreektaal.
toekomende tijd - le futur simple
De toekomende tijd drukt uit dat iets in de toekomst zal gaan gebeuren. Je hebt hierbij in het Nederlands meestal het hulpwerkwoord 'zullen' nodig.
In het Frans wordt er aan het hele werkwoord een uitgang toegevoegd.
Je mangerai | ik zal eten |
Tu mangeras | jij zult eten |
Il mangera/elle mangera | hij zal eten/ zij zal eten |
On mangera/Nous mangerons | wij zullen eten |
Vous mangerez | jullie zullen/ u zult eten |
Ils mangeront | zij zullen eten |
Elles mangeront | zij zullen eten |
NB Bij de werkwoorden die eindigen op 're ", valt de 'e' voor de uitgang van de futur weg.
Voorbeeld: Ik zal wachten= j'attendrai.
De meest voorkomende onregelmatige werkwoorden hebben ook een onregelmatige vorm van de futur, bijvoorbeeld ik zal hebben = j'aurai OF ik zal zijn = je serai.
de verleden toekomende tijd - le futur du passé (conditionnel)
Deze tijd wordt gebruikt om een wens, een advies, een beleefde vraag te formuleren. Je hebt hierbij in het Nederlands meestal het hulpwerkwoord 'zouden' nodig.
In het Frans komt er aan het hele werkwoord een uitgang.
Je mangerais | Ik zou eten |
Tu mangerais | Jij zou eten |
Il/elle mangerait | Hij/ zij zou eten |
On mangerait/Nous mangerions | Wij zouden eten |
Vous mangeriez | jullie zouden eten/ u zou eten |
Ils mangeraient | Zij zouden eten |
Elles mangeraient | Zij zouden eten |
Ik zou graag ... = je voudrais ... OF j'aimerais ...
Pourriez-vous me dire ... = zou u me kunnen zeggen ...