MOB-versie | Naar grote versie



tegenwoordig deelwoord

Tegenwoordig deelwoord/le participe présent et le gérondif 

 

Le participe présent

Vorm: je vervangt de 'ons' uitgang van de nous-vorm van de werkwoorden door 'ant'.

Voorbeeld:

  • donnant = gevende
  • finissant = eindigende
  • vendant = verkopende
  • Ik hoor het geluid van de leerlingen die op het schoolplein spelen.
    J'entends le bruit des élèves jouant dans la cour.
  • Omdat ze arm is, kan ze geen nieuwe kleren kopen.
    Étant pauvre, elle ne peut pas s'acheter de nouveaux vêtements.
  • Ik heb hen gezien, terwijl ze naar huis fietsten.
    Je les ai vus pédalant à la maison.

 

De gérondif

Vorm: je vervangt de 'ons' uitgang van de 'nous' vorm van de werkwoorden door 'ant' én je zet er 'en' voor: en allant = al gaande.                                                                 In het Nederlands krijg je meestal zinnen als:

door te ..., toen ..., terwijl ..., als ...., hoewel ...

 

Voorbeelden:

  • Toen ze bij de bioscoop aankwamen, gingen ze een kaartje kopen.
    En arrivant au cinéma, ils allaient acheter un billet.
  • Als je elke avond leert, dan slaag je wel.
    En apprenant tous les soirs, tu réussiras certainement.

Belangrijk voor het gebruik: het onderwerp van de hoofdzin moet hetzelfde zijn als dat van het stuk zin waar de gérondif in staat.

 

Bijvoorbeeld:

En rentrant, j'ai remarqué que la porte d'entrée était ouverte.

Toen ik thuiskwam, zag ik dat de vooordeur open stond.